Inhoud
- Column John Huijbregts: Help, mijn vrouw wordt te kakken gezet
- De uitrusting van Erwin Danklof: Ik ben een soort one-man band
- Destijds de allergrootsten: de treinen 31 en 32 van het NOB
- Audiovormgever Dion Posdijk: Kunstenaar in audiocreatie
- CUE2026: vertrouwd gezicht met interessante vernieuwingen
- Statische theaterspots (deel 1): de Fresnels
- Het nieuws van Prolight + Sound
- HOFtheater investeert in Elation: nieuw tijdperk
- Samen optrekken voor Snollebollekes Live in Concert
- De risicoregelreflex als angst het evenement overneemt
- Fabrieksbezoek TAF: Op TAF kunnen ze vertrouwen
- Technisch tekenen in de evenementenindustrie
- Rentmans ondernemersadvies
Onlangs kreeg ik op een goed congres een woord voor ogen waar ik me al even niet druk over had gemaakt: de risicoregelreflex. Je ziet het keer op keer gebeuren: een incident tijdens een lokaal festival of sportevenement, en de reflex volgt als vanzelf: méér regels, striktere protocollen, en vooral veel papierwerk. De risicoregelreflex – een prachtig woord voor een zorgwekkend fenomeen – is het mechanisme waarbij beleidsmakers, organisatoren en handhavers direct grijpen naar extra maatregelen zodra zich een risico manifesteert. Niet zelden ingegeven door inspectierapporten, angst, politieke druk of het verlangen om 'controle' uit te stralen. Maar die controle is vaak schijn.
Evenementenorganisatoren bevinden zich hierdoor steeds vaker in een web van regels, vergunningseisen en draaiboeken die dikker zijn dan een roman. Wat daarin opvalt: hoe meer regels, hoe minder ruimte voor gezond verstand. De focus verschuift van echte risicoanalyse naar vinklijstjes en symptoombestrijding. Veiligheids- en beveiligingsplannen worden zo te vaak geschreven om indruk te maken op voorbereiders in plaats van daadwerkelijk bij te dragen aan de veiligheid. Dat is geen risicomanagement, dat is bezigheidstherapie.
Dat komt ergens vandaan. Want het erkennen dat er altijd restrisico’s zijn – dat het leven en dus ook evenementen nooit 100% veilig kunnen zijn – is spannend. Het vraagt moed van bestuurders en organisatoren om te zeggen: “We hebben er alles aan gedaan wat redelijkerwijs mogelijk is, en wat overblijft is het risico dat bij het leven hoort”. Maar in plaats van dat eerlijke gesprek, volgt vaak een krampachtige reactie. Elk risico moet worden gedocumenteerd, afgedekt en liefst uitbesteed aan een derde partij, zodat niemand direct verantwoordelijk lijkt als er toch iets misgaat.
Ironisch genoeg leidt deze reflex niet tot veiligere evenementen, maar tot schijnveiligheid. Terwijl we druk zijn met het opstellen van scenario’s voor elk denkbaar incident, vergeten we de simpele vraag: “Wat is realistisch en effectief?” Of nog fundamenteler: “Hebben we de juiste mensen op de juiste plek, met voldoende mandaat en gezond verstand om te handelen als het echt nodig is?”
Willen we de kwaliteit van evenementen en de veiligheid écht verbeteren, dan moeten we durven kiezen voor eenvoud, vertrouwen op vakmanschap en het omarmen van restrisico’s. Stoppen met papieren tijgers en beginnen met plannen die doen wat ze moeten doen: helpen om goede keuzes te maken als het er echt toe doet. Want risico’s zijn niet het probleem – onze krampachtige omgang ermee is dat wel.
Willem Westermann
VVEM