Uri Rapaport: ”Licht is gewoon de ‘extra’ acteur”


Lichtontwerper Uri Rapaport: "Licht is gewoon de 'extra' acteur"

Wie in Nederland praat over lichtontwerp, heeft het al snel over Uri Rapaport, die al decennialang te boek staat als lichttovenaar. Een vakman wiens ontwerpen gebruikt zijn in musicals als Hij Gelooft in Mij en Ciske de Rat, maar die ook zijn hand niet omdraait voor een evenement als de opening van de Amsterdam ArenA of een intieme theaterproductie op Oerol. Leonor Jonker Joost Franken

Begonnen als autodidact, debuteerde Uri Rapaport in 1978 als technicus bij de Stadsschouwburg Utrecht, waar hij later ook lichtontwerper werd. In 1994 richtte hij zijn bedrijf Rapatech op en in 1996, samen met de onlangs overleden Reinier Tweebeeke, Tweebeeke&Rapaport. Sindsdien is het hard gegaan. Naast theater, dansvoorstellingen, bedrijfsevenementen en musicals, ontwerpt hij licht voor architectuur en maakt hij autonome lichtinstallaties. Ik sprak Rapaport op een regenachtige dag in zijn eigenzinnig gerenoveerde stadshuis in Utrecht. Hij ontwerpt licht zoals een kunstschilder schildert, maar in plaats van verf gebruikt Rapaport een palet van licht en kleuren.

Cameraman

Rapaport praat snel, maar bedachtzaam. Hij haalt het ene na het andere voorbeeld aan om de werking van licht in een productie te illustreren. "Als lichtontwerper voeg ik iets toe, het is geen autonome kunstvorm. Naar mijn mening is het niet boeiend voor een toeschouwer om tien minuten lang alleen maar naar licht kijken, maar het is een prachtig middel om te helpen bij de vertelling, de uitvergroting, de vorm, de dramaturgie. Als twee acteurs naast elkaar op het toneel staan, kun je een van hen met licht een veel grotere présence geven dan de ander. We kijken nou eenmaal graag naar het lichtste punt. Dat kan een hulp zijn voor de acteurs, of een toevoeging aan het verhaal, omdat je zo kan anticiperen op wat er gaat gebeuren. In principe ben ik de cameraman. Ik bepaal waar de focus naartoe gaat."

Om met licht een verhaal te kunnen vertellen, is herkenning cruciaal. "Met licht roep je iets wakker, je refereert aan iets dat mensen in hun onderbewuste gezien hebben. Bijvoorbeeld: als je in een zeventiende-eeuws decor licht laat schijnen vanaf de linkerkant, dan komt het over als de zeventiende eeuw. Maar vanaf de andere kant is dat niet zo, dat komt omdat onze referentie voor die tijd wordt bepaald door schilderijen, van bijvoorbeeld Vermeer. In die schilderijen komt het licht meestal van links, vanwege de standaard atelieropstelling in die tijd. Ik kwam daar achter toen ik in mijn prille begintijd een ontwerp maakte dat maar niet wilde werken als zeventiende-eeuws. Toen ik het decor inliep om het van de achterkant te bekijken en het licht van de andere kant zag komen, werkte het opeens wél."

Wanneer Rapaport een schilderij of andere afbeelding ziet, dan trekt de lichtinval al snel zijn aandacht. "Niet in eerste instantie, maar later wel. Ik heb dat vooral met film en fotografie. Vaak zit ik ook gewoon in de auto als me plotseling een lichtval of kleurstelling opvalt. Die ga ik dan ontleden om erachter te komen wat het zo bijzonder maakt, zodat ik het in mijn ontwerpen kan gebruiken. Alles wat je in het theater doet is een samenvatting van het grotere. Je roept iets wakker in mensen, zonder het één op één over te nemen. Als je een prachtige zonsondergang maakt, dan zeggen mensen: 'zo komt het niet voor in de natuur'. Terwijl een zonsondergang in de natuur er vaak ook heel abstract, niet-natuurlijk uitziet, met wolken die in een keer van paars, naar roze of zelfs lichtgroen kleuren. Mensen vinden dat in het theater niet kloppen, dus je moet daar een gemiddelde in zoeken, of het juist uitvergroten."

Paplepel

Rapaport kreeg zijn liefde voor het theater van huis uit mee. "Mijn moeder was amateurspeelster bij een moderne toneelvereniging. Als ze bij ons thuis in de huiskamer repeteerde mochten mijn broer en ik de bandrecorder aanzetten en later hielpen we ook mee bij voorstellingen. Ik mocht toen vanuit die vereniging een speciale cursus volgen waarbij we de kneepjes van het vak leerden: van decorbouw tot licht en geluid. Dat was in die tijd heel duur, maar volgens mij was het de beste investering die mijn ouders ooit gedaan hebben." Op zijn zeventiende werd Rapaport gevraagd om drie maanden in de Stadsschouwburg als lichttechnicus te werken. "Ik zou dan van school moeten gaan, dus daar heb ik eerst heel goed over nagedacht. Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat ik het toch heel graag wilde. Het theater was iets magisch en had een enorme aantrekkingskracht. Toen nam ik de duik in het diepe." Rapaport voelde zich toen nog niet speciaal aangetrokken tot lichtontwerp. "Eigenlijk wilde ik ooit grafisch vormgever worden. Toen ik bij de Stadsschouwburg kwam werken had ik zelf nog niet zo in de gaten dat ik talent had voor licht. Ik was misschien ook wel gewoon op het juiste moment op de juiste plaats. Er werkte daar een Engelse belichtster, Sue Hillier-Smith, in een tijd dat er in Nederland nog maar heel weinig lichtontwerpers waren. Van haar kreeg ik het vak met de paplepel ingegoten. De toenmalige directie, Paul Verbist en Pim Wallis de Vries, vond dat wel interessant en heeft me op sleeptouw genomen door me elke keer een nieuw contract te geven en op te geven voor de toen net opgerichte Stichting Opleiding Theatertechnici (SOTT)."

In de jaren die volgden wisselde Rapaport zijn werk als lichttechnicus in de Stadsschouwburg af met tours met gezelschappen en andere opdrachten, terwijl hij in de schouwburg steeds vaker gevraagd werd om lichtontwerp te verzorgen, onder andere voor de vermaarde circussen. In 1992 bestond de Stadsschouwburg vijftig jaar en werd hij gevraagd als lichtontwerper voor de jubileumvoorstelling Hamlet, een grote internationale productie van Dirk Tanghe, voor wie hij sindsdien alle lichtontwerpen verzorgt. "Toen was het wel duidelijk dat daar mijn ambitie verder lag. Ik ging bedrijfsevenementen en producties bij andere gezelschappen doen, naast mijn werk bij de schouwburg. In 1996 werd ik gevraagd om het lichtontwerp te maken voor de opening van de Amsterdam ArenA, een groot evenement met tien producties in twaalf dagen, en ben ik voor mezelf begonnen."

Penselen

Inmiddels maakt Rapaport niet alleen ontwerpen voor voorstellingen en evenementen, maar ook voor architectuur. Bovendien maakte hij een paar jaar geleden zijn eerste autonome lichtinstallatie. Rapaport: "Ik ben heel nieuwsgierig en vind vrij snel aansluiting bij andere disciplines waar mijn expertise in terugkomt. Theater is een goede ingang, omdat je daar heel goed hebt leren kijken naar mensen en situaties. Als een museum mij vraagt om met licht mensen te helpen om de weg naar de uitgang te vinden, of een portret op te merken, kan ik dezelfde mechanismen toepassen als in het theater. Het publiek heeft een bepaald verwachtingspatroon en je kan ze meelokken. Er zijn bepaalde wetmatigheden: als mensen in het licht zitten en ze zien elkaar, dan schamen ze zich voor elkaar en reageren ze minder. Wil je een applaus stoppen dan zet je gewoon veel licht op het publiek."

Rapaport voelt zich nog steeds het meest thuis in het theater. "Daar ligt mijn liefde en passie. Het is een heel leuke plek met leuke mensen. Ik vind het prettig om getriggerd te worden door anderen. Een opdrachtgever die vertelt over een evenement of een architect die vertelt over de uitstraling die zijn gebouw moet hebben, kan even inspirerend zijn als een regisseur die over zijn stuk praat, maar een herhaling van zetten vind ik minder boeiend. In het theater komt dat niet vaak voor omdat je elke keer een andere situatie hebt. Er zijn heel grote verschillen tussen producties, zowel qua vorm als organisatie en budget. Als je budget beperkt is, heb je een eindigheid aan spullen die je hebt, aan verf om mee te verven. Dan moet je andere penselen gaan kiezen, of met een kleiner palet werken."

Led

Sinds Rapaport zijn zelfstandig bureau oprichtte is dat palet veranderd, met name dankzij de digitale ontwikkelingen op het gebied van lichttechniek, zoals led-verlichting. "Met led-verlichting kan je dingen die voorheen onmogelijk waren. Je moet het als toevoeging zien. Het is razendsnel, wordt niet warm, past overal in en je hebt andere kleurschakeringen. Ik kan nu bijvoorbeeld een horizon creëren met led onder en boven, waardoor ik het licht kan laten oversteken. In het verleden kon dat wel een beetje, maar nu is het vrij eenvoudig en gebruik ik het regelmatig. De ontwikkelingen in het theater weerspiegelen de snelle ontwikkelingen in de maatschappij: ambient licht thuis of een flikkerend led-kaarsje in het restaurant vinden we heel normaal ? een paar jaar geleden was dat nog ondenkbaar. Net zoals je nu ziet dat mobiele telefoons als zaklamp worden gebruikt. Daar kun je ook weer gebruik van maken. Zo heb ik het lichtontwerp gedaan voor de experimentele dansvoorstelling Call me Call, waarbij de dansers elkaar uitlichten met smartphones. In de projectie zag je hoeveel batterij de telefoons nog hadden en een klok die terugdraaide een aangaf hoelang de voorstelling nog zou kunnen duren. Heel spannend werd het daardoor."

Bierviltje

Rapaport heeft het theatercircuit de afgelopen decennia zien professionaliseren. "Die professionalisering is uit het buitenland overgewaaid. Ik ben daarin meegegroeid en ben misschien zelfs wel voor een deeltje aanstichter geweest. Begin jaren negentig had je in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten al heel lang een standaard voor een plattegrond met licht, hier werd dat bij wijze van spreken nog op een bierviltje getekend. Er moest op een gegeven moment een stap verder gezet worden. Door het gebruik van moderne technieken als computers en tekenprogramma's moet je als ontwerper met veel meer zaken en mensen rekening houden. Vroeger werd je simpelweg gevraagd om een lichtontwerp te maken, nu moet je het budget in de gaten houden, zorgen dat het verplaatsbaar is en inschatten wat dat betekent. Je kan niet meer ergens binnenkomen en zeggen: 'zo, en nu hang ik eens een paar lampen op'."

Hoewel opleidingen tot lichtontwerper bijdragen aan die professionalisering, vindt Rapaport het bezwaarlijk dat deze opleidingen in Nederland onderdeel zijn van de HBO-opleiding voor theatertechnici."Ik vind dat het een kunstopleiding zou moeten zijn. Het is niet zo interessant hoe je iets technisch realiseert: voor mij is techniek puur het middel. Kunstonderwijs laat meer ruimte over om jezelf te ontplooien, maar als je vanuit de techniek denkt zit je gelijk in een andere hoek en gaat het over andere onderwerpen. Dat is een ballast: als je weet dat dingen niet kunnen, probeer je ze ook niet. Omgekeerd kan iemand zonder technische kennis onverwacht iets bijzonders doen. Acteurs kunnen vaak erg goed het licht bedienen en dat is niet zo gek, want het is een vorm van acteren: licht is gewoon de 'extra' acteur. Ik heb ook erg mooie lichtontwerpen gezien van mensen die technisch niet zo heel bedreven waren."

Totaalervaring

Op de vraag of zijn eigen kennis hem weleens in de weg zit, antwoordt Rapaport dat hij soms inderdaad in eerste instantie 'nee' zegt, om daarna een oplossing te bedenken. "Die 'nee' komt uit kennis. Een regisseur vraagt weleens iets wat vanuit technisch perspectief onmogelijk lijkt, maar dan vraag ik door. Als een regisseur bijvoorbeeld vraagt om iets blauw te maken dan denk ik, wat bedoelt hij eigenlijk met 'blauw'? Dan blijkt hij 'koud' te bedoelen. Woorden zijn ook maar een betrekkelijke kwestie. Wanneer een regisseur vraagt of ik het heel licht kan maken, ben ik geneigd om te gaan vragen waarom hij dat wil. Dan blijkt hij vaak iets anders te bedoelen, bijvoorbeeld een ochtendgloren met een katergevoel."

Rapaport gebruikt licht als vertelmiddel. "Er zijn regisseurs die soms tegen een acteur zeggen: 'dat hoef je niet te spelen, dat lost Uri op'. Ik hou van dramaturgisch licht, ik hou van concepttheater. Een evenement in het teken van chocola, waarbij het woord chocola helemaal niet meer terugkomt: dat vind ik een fascinerende manier van werken. Die associaties zijn dan je vertrekpunt. Niet de techniek, dat is echt het middel, de kwasten en verf." Licht moet wel ongemerkt vertellen. "Of ongemerkt of heel erg duidelijk, dan wordt het een special effect. Als er in een recensie staat: 'het was geen goede voorstelling, maar het licht was prachtig', dan heb ik iets verkeerd gedaan. Dan is het uit balans. Als er geschreven wordt dat het een prachtige voorstelling was, terwijl er niks over het licht in staat is het goed. Het gaat om de totaalervaring."

"In principe ben ik de cameraman. Ik bepaal waar de focus naartoe gaat"

"Met licht roep je iets wakker, je refereert aan iets dat mensen in hun onderbewuste gezien hebben"

"Het is niet zo interessant hoe je iets technisch realiseert: voor mij is techniek puur het middel"

"Er zijn regisseurs die soms tegen een acteur zeggen: 'dat hoef je niet te spelen, dat lost Uri op'"

Lees verder: Jeroen ten Brinke: voorliefde voor uitdagingen

Facebook

Aanbevolen

Gratis AV & Entertainment ontvangen

Vul hier uw emailadres in en u wordt op de hoogte gehouden van de laatste nieuwtjes op AV gebied én ontvangt tevens de gratis digitale editie van AV & Entertainment